Jeroen Meijs (1963): Het kijken houdt niet op bij de huid, maar dringt erdoor naar binnen.
Wat ik mij afvraag is hoe de visuele waarneming en esthetiek beïnvloed wordt door het wetenschappelijke denken. Wat we zien is niet enkel het fysiek zichtbare van vormen, maar tevens inwendige structuren, mechanismen, chemische samenstellingen, functies, onderlinge relaties, enz. We zien wat we weten.
In mijn werk ligt de nadruk op het intensiveren van de voor kinderen kenmerkende sterke zintuiglijke ervaringen, die in het volwassen bestaan allengs worden uitgewist. Waar de volwassene streeft naar orde, maat en gewoonte, daar laat het kind zich vervoeren door het onbekende en verwonderen door de wonderbaarlijke wereld.
Ieder kind brengt bij de geboorte en in embryonale vorm de totaliteit van mogelijkheden met zich mee, waarvan iedere cultuur en iedere periode van de geschiedenis slechts enkele selecteert, vasthoudt en verder ontwikkelt. De volwassene is belast met de conventionele kennis der dingen, die al het bijzondere veralgemeniseert.
Mijn werk biedt een opening om door deze kennis heen de betoverde wereld te ontdekken en door te dringen tot onderdrukte zintuiglijke ervaring. Het is een zoeken naar het schijnbaar onbekende binnen het herkenbare. De kennis dient losgelaten te worden om zonder “het weten” te kunnen kijken.
Ik verstoor de vertrouwdheid met de werkelijkheid, roer wetmatigheden door elkaar en pluk hier naar believen elementen uit. Deze reconstrueer ik tot nieuwe objecten, waarbij de materiaalkeuze en de uitvoering altijd bewust sterke fysieke ervaringen tot doel hebben. Zo ontstaat een nieuwe werkelijkheid waarin metafysische ervaringen het opnemen tegen de vertrouwd wetenschappelijke kennis. Ironie kan hierbij een middel zijn om gangbare denkpatronen te ontzenuwen.
Tekst van Het Depot in Wageningen