Aan het einde van de jaren ’80 maakte ik mijn eerste landschappen in tekeninkt. Het was een aarzelend begin. Tot dan toe waren de fantasie en het verhaal de belangrijkste leidraad geweest voor mijn tekenwerk. De interesse voor het landschap was weliswaar latent aanwezig in mijn werk, maar die had nog geen zelfstandige vorm gevonden. Wel voelde ik een sterke verbondenheid met zowel het Groningse als het Drentse rurale landschap, wanneer ik daar bij nacht en ontij doorheen fietste. Het bracht mij terug naar het landschap waarin ik opgroeide als kind. Iets later dan de inktstudies volgden begin jaren ’90 de eerste kleurenhoutsneden met het landschap als onderwerp. Deze landschappen hadden nog wel een sterk symbolistisch karakter en gebaseerd op Noordelijke sferen, maar het vormde wel het begin van dit “oeuvre”. Het waren ook de Scandinavische schilders van het Fin de Siècle, die mij inspireerden. In een tijd van inhoudsloze impressionisten was men in deze landen op zoek naar de ziel van het landschap; de genius loki. Het vastleggen van ruimte op een plat vlak is één ding, het vastleggen van het onnoembare is een ander verhaal. In al die jaren dat ik mij bezighoud met het landschap, bedenk ik mij, dat ik eigenlijk aan het archiveren ben. Het archiveren van bezielde landschappen, voordat deze verdwenen zijn.
Want dat is mij in de jaren duidelijk geworden; het landschap staat onder steeds grotere druk, met aan de ene kant de toenemende kaalslag op het (gangbare) boerenland, en aan de andere kant de eilandjes natuur, die vaak net zo intensief beheerd worden.
De kleurenhoutsnede volgens de reductie-techniek
De houtsnede is een grafische techniek waarbij de tekening uit een plaat hout gesneden wordt. Bij het inkten van de houtplaat met een inktrol komt er inkt op de houtplaat, behalve op de weggesneden delen. We noemen dit daarom hoogdruk. Een kleurenhoutsnede is opgebouwd uit meerdere kleuren. Dit kan op verschillende manieren. Bij de Japanse houtsnede gebruikt men voor iedere kleur een ander houtblok en ligt het drukproces vast, immers; de houtblokken zijn van te voren bewerkt en verschillend uitgesneden en liggen klaar vóórdat er gedrukt gaat worden. Hierdoor is de oplage flexibel; men kan “bijdrukken”.
Mijn kleurenhoutsneden zijn reductie houtsneden waarbij ik de oplage vooraf moet bepalen. Ik gebruik 1 plaat berkentriplex. Hierop komt allereerst de tekening van de voorstelling te staan. Deze tekening wordt beschermd door een laag schellak, waardoor je de tekening blijft zien op de schoon gemaakte plaat. Vervolgens rol ik de plaat in met de lichtste kleur, plaats deze in een mal en druk die af op een vel papier. Inkten en bedrukken herhaal ik tot de gewenste oplage bereikt is. Hierna maak ik de plaat inktvrij zodat de onderliggende tekening weer tevoorschijn komt. Dan snijd ik die delen weg waar de kleur van de eerste drukgang moet blijven staan. Daarna breng ik een donkerder inktkleur aan voor de tweede drukgang. Snijden, inkt aanbrengen en afdrukken herhaal ik met steeds donker wordende kleuren en vervolgens nog enige malen met steeds lichtere kleuren. Mijn prenten worden zo opgebouwd uit 10 tot 18 drukgangen. Elke drukgang is een definitieve stap richting het eindresultaat. Je kunt niet terug. Voordeel van de reductie-houtsnede is dat het drukproces niet vastligt. Van de houtplaat blijft niet veel over. In het vervaardigen van een gedetaïlleerde houtsnede speelt het snijden een belangrijke rol. Ik gebruik hiervoor holle gutsen met een U- of een V-profiel. De inkt die ik gebruik is voornamelijk ets- en offset-inkt. deze inkten zijn op lijnolie basis en zijn lichtecht. De prenten worden met behulp van een ets-hoogdrukpers gedrukt. Het papier waarop ik druk is van Japanse origine (washi). Dit zijn al of niet machinaal vervaardigde papiersoorten bestaande uit plantaardige pulp (kozo). Ik heb vaak nagedacht over de vraag waarom ik nu juist deze tijdrovende techniek gebruik voor het in beeld brengen van landschaps-herinneringen. Waarschijnlijk is er een verwantschap tussen de gelaagdheid van een kleurenhoutsnede en dat van het landschap. Buiten, in het landschap, gebruik ik potlood en aquarel-gouache om notities te maken en mogelijke opzetjes voor houtsneden. De afgelopen jaren heb ik meer balans gevonden tussen mijn tekenwerk en mijn grafische werk. De kleurenhoutsnede zie ik als een verdieping van mijn tekenwerk. Maar soms is een tekening, een schets, een aantekening voldoende. Niet alles hoeft te worden vastgelegd in houtsnede. Daarvoor is het leven te kort. Bovendien gaat tekenen sneller, hoewel een uitgebreide bostekening ook een week (of twee) in beslag neemt.
Ik krijg veel vragen over de kleurenhoutsnede, of ik ook les geef, of er ook werk , afgebeeld in de portfolio, te koop is. Les geef ik niet meer. Ik heb 13 jaar kleurenhoutsnede gedoceerd aan de Klassieke Academie in Groningen, maar daar ben ik mee gestopt (2020). De kleurenhoutsneden die ik maak, druk ik eenmalig in een oplage van 25 tot 50 exemplaren. Deze oplage verkoop ik vaak in hetzelfde jaar. Dus oude prenten zijn niet meer te koop. Soms kom je er nog eentje tegen op het internet. Belangrijker om te weten: ik kan die prenten ook niet meer reproduceren! En liever maak ik weer een nieuw werk dat anders is dan het voorgaande werk. Die kunt u zien onder “recent werk” en die zijn soms nog wel voorradig.
Voor meer informatie over Siemen zie zijn website Siemen Dijkstra